“De steppe zal bloeien, de steppe zal lachen en juichen”. Dit zijn de eerste woorden van “Lied van de opstanding” van Huub Oosterhuis. Je kent het ongetwijfeld. Deze hoopvolle woorden spreken tot de verbeelding. De steppen in het Nabije Oosten zijn droog en dor. Er groeit nauwelijks iets. Maar na vaak korte en hevige regenbuien komt de steppe tot leven. In een korte tijd staat alles in bloeit.

“De ballingen keren, zij keren met blinkende schoven” zijn de beginwoorden van de tweede strofe van het lied. De ballingen zijn de mensen die gedeporteerd zijn naar Babylon na de verwoesting van Jeruzalem in de vijfde eeuw voor Christus. In Psalm 137 zongen zij: “Aan Babels stromen zaten wij en weenden”. Ze mogen terug naar huis, een nieuw begin; ze staan op en keren terug naar huis.
Wie zijn de ballingen van vandaag? Wie zijn voor jou de ballingen vandaag. De vele mensen wereldwijd, die op de vlucht zijn voor oorlog en geweld? Al die mensen die een dierbare verloren hebben aan corona dichtbij in onze directe omgeving of veraf? Of die jongens en meisjes die niet naar school of de universiteit kunnen en moedeloos en depressief worden. Of zij die maar heel, heel moeizaam herstellen van corona. Of die ondernemers, die aan de grond zitten en geen toekomst voor zich zien?
Zal er voor al deze ballingen een keer komen? Zal de steppen voor hen gaan bloeien? Zullen de onnoemlijk vele vluchtelingen uiteindelijk een thuis vinden? Zal het verdriet om je dierbare op den duur minder worden? Zal er zich weer een toekomst openen voor onze jonge mensen of die ondernemer die nu aan de grond zit?
“De dode zal leven, de dode zal horen: nu leven. Ten einde gegaan en onder stenen en onder stenen bedolven, dode, dode, sta op, het licht van de morgen”. Hoopvolle beelden uit de laatste strofe van het lied. De hoop van het lied wordt tot uitdrukking gebracht in het licht dat doorbreekt in de morgen, telkens weer.
Dat de ballingen van vandaag staande moge blijven in hun moeilijke en verdrietige situaties, dat zij mogen opstaan, dat het licht van de morgen voor hen mag aanbreken!
Berrie Daalhuizen