5. Vriendelijkheid of goedertierenheid

5. Vriendelijkheid of goedertierenheid

In Galaten 5,22 staat het Griekse woord chrestotes voor vriendelijkheid.  Maar het wordt ook vaak vertaald met goedertierenheid.

In de psalmen komt het woord chesed meer dan 90 keer voor. Wij vertalen dat met het plechtige goedertierenheid, het betekent zoiets als goedaardigheid, trouw, zorgzaamheid.

Als U dit leest zult U misschien denken, wat maken die woorden nu uit, en waarom zo ingewikkeld?

 Hebreeuws : חֶסֶד , ook geromaniseerde Hesed

Als kind had ik een heilig ontzag voor onze bovenmeester zoals die toen nog genoemd werd. Hij zat in zijn kantoor of gaf les aan de zesde klas. Als je jarig was mocht je de klas trakteren maar je mocht ook iets aan alle meesters en juffen brengen. Met knikkende knieën stond ik voor de deur van de zesde klas. Die meester zag je bijna nooit. En als je heel stout was moest je naar hem toe.

In de hoek staan of strafregels schrijven: kreeg jij vroeger ...

Zover had ik het nog niet gebracht toen. Ik klopte aan. ‘kom binnen’. Ik ging naar binnen en zag een lange man met een grote bril. ‘wat kom je doen?’ Ik stak mijn schaal naar voren. Hij pakte een stukje chocola en hij rommelde in een la. Er kwam een plaatje uit. Hij keek mij aan. Hij was niet streng. Hij lachte, ‘een rare verjaardag 1 april’. Ik lachte wat verlegen mee. Zoveel vriendelijkheid had ik niet verwacht. Vriendelijkheid, een glimlach wat aandacht, oprecht geïnteresseerd. 

Maar die vriendelijkheid kan heel vluchtig zijn, zo maar voorbij. Sommige mensen bezitten die vriendelijkheid van nature, anderen moeten hun best ervoor doen. Want onvriendelijk zijn is niet wat wij als mensen willen toch?

God als vriendelijke God voor onderweg, goed en aandachtig, oprecht geïnteresseerd, maar zeker niet vluchtig of ooit voorbij. Vriendelijkheid is voor mij daarom ook niet sluitend als ik spreek over Gods betrokkenheid op ons mensen.

En daarmee komen wij bij het woord goedertierenheid, in dat woord zit ook vriendelijkheid maar het woord vluchtig past er niet bij. God gaat uit liefde een verbond met mensen aan, met U en met mij. In het Oude Testament met Zijn volk, de joden, en Jezus versterkt in het Nieuwe Testament dat verbond. Blijvend in goedheid en in trouw. God verdwijnt niet uit ons leven als de situatie anders wordt, wij Hem tegenvallen. Zijn verbond is er een over alle tijden heen. Misschien wel met name als we het moeilijk hebben. Ik lees dat in het Pinksterverhaal. De leerlingen en Maria zaten samen op de bovenzaal.

Bang voor wat zou komen. Onzeker door het sterven van Jezus, nog in de rouw, en dan de Hemelvaart. Ze moesten nu op eigen benen staan, en dat voelde nog niet goed. En juist in die dagen van onzekerheid, angst en weinig vertrouwen laat God Zijn goedertierenheid aan ons zien. De Geest stort de gaven over de leerlingen en Maria uit. Zij krijgen nieuwe moed, vertrouwen en voelen:

De trouw van God is niet vluchtig of voorbijgaand, of in vlagen, de trouw van God is altijd en eeuwig. En steeds aanwezig in mensen als wij ons hart laten aanraken door dat vuur, de bries, de adem van de geest.

Daarom bid ik.

Kom heilige Geest, ontsteek in ons Uw vuur, maak ons tot mensen die gestalte geven aan Uw gave van goedertierenheid. Laat ons de mensen om ons heen raken met die gave en maak onze wereld zo meer tot een belofte voor iedereen.

Vorige
4. Geduld
Volgende
6. Goedheid