Hoe zijt Gij aanwezig?

Hoe zijt Gij aanwezig?

“Crisis vorig jaar na een periode van intense verliefdheid. Alleen achter blijven in je eigen kaalheid, een “donkere periode”, geen zicht op wat ik wil. Is mijn leven nog de moeite waard? En voor wie dan wel? Momenten van intense ervaring in mijn eenzaamheid: ik mag er zijn, mensen willen, dat ik ben zoals ik ben, zij aanvaarden mij. Groei van zelfacceptatie. Ik ben dit gaan duiden in de richting van religieuze ervaring: ja zeggen tegen het leven, hier en nu, tegen jezelf zoals je bent, in je onvoltooidheid en verlangen; met grote openheid en gevoeligheid voor menselijke ontmoetingen en met soms een grondstemming van dankbaarheid. Soms richt ik mij op mensen, die dicht bij mij komen, met de vrijheid om mijn leven verder te leven: trouw aan anderen. Zo’n bestaanswijze is voor mij een godsverhouding: leven met jezelf in eindigheid en perspectief. Zo levend, alleen gaandeweg, meegenomen in de beweging van het leven, kom ik Hem/Haar op het spoor”.

Het bovenstaande citaat roept bij mij “Het lied van Gods aanwezigheid” op, een lied van Huub Oosterhuis. De beginregels luiden: “Heer, onze Heer, hoe zijt Gij aanwezig en hoe onzegbaar ons nabij”. In de eerste regel hoor ik een vraag: Hoe ben je aanwezig, op welke wijze ben je met ons bezig, hoe kan ik je in mijn leven ervaren? De tweede regel: “en hoe onzegbaar ons nabij.”, lijkt de vraag te niet te doen en het vertrouwen uit te spreken, dat God ons op een onuitsprekelijke wijze nabij is, jou en mij.

Wat mij aanspreek in het citaat, waarmee ik deze column begon, is de lange weg van zoeken en tasten, van vallen en opstaan, van worsteling met je onvoltooidheid en verlangen, en zo te komen tot:  ja zeggen tegen het leven, hier en nu, groeien in aanvaarding van je leven, zoals het is, en zelfacceptatie van wie je nu bent. Op deze weg van leven met jezelf in eindigheid en perspectief kom je God op het spoor, weet je God onzegbare nabij.

Hoe is dat in jou leven? Is het een vraag of God aanwezig is in jou leven? Of juist helemaal niet? Doet deze vraag er niet toe. Is het je verlangen om God in je leven op het spoor te komen? Om zijn onzegbare Aanwezigheid  te proeven en te aanvaarden? Of is er bij je een diep innerlijk weten, dat hij gestadig met je bezig is, dat je onder zijn vleugels rust? Is het een vermoeden en geloven dat hij je draagt en dient?

Berrie Daalhuizen